Archeologische schets van Boxmeer

ARCHEOLOGISCHE SCHETS VAN BOXMEER.


Over de periode tot 1300 beschikken wij over zeer weinig geschreven documenten. De parochies Boxmeer, Sambeek en Beugen worden voor het eerst genoemd in een oorkonde van 1294.

Boxmeer werd toentertijd Meer genoemd. De naam Boxmeer is ontleend aan de familienaam De Boc. Jan de Boc woonde op het kasteel te Boxmeer, dat gelegen was aan een oude maasarm (vergelijk de Vilt in Beugen).
Over gegevens van de hier besproken tijd zijn wij dus afhankelijk van archeologische onderzoeken.
Een archeologisch onderzoek levert niet alleen vondsten op, maar geeft door o.a. pollen- en zadenonderzoek en grondanalyses, vooral een beeld van de omstandigheden waarin de mensen ter plekke leefden. Tegenwoordig is dit het belangrijkste aspect van het archeologisch onderzoek, terwijl het in de beginperiode van een archeologisch onderzoek alleen maar te doen was om de vondsten.
Een van de eerste archeologische onderzoeken te Boxmeer werd na de Tweede Wereldoorlog uitgevoerd door de archeoloog Glazema en wel op de plaats waar de verwoeste Sint Petruskerk lag. Men vond resten van een oud zaalkerkje uit de 11e eeuw. Hierover echter later meer. Het structuurplan van de Gemeente Boxmeer vermeldt dat de maasdorpen kunnen bogen op een hoge ouderdom welke teruggaat tot de Romeinse Tijd.
Alleen Cuijk had, door opgravingen is dit bevestigd, een burgerlijke nederzetting in de Romeinse Tijd.
 

Wel is het natuurlijk zo dat het gebied langs de Maas, ook daar waar de gemeente Boxmeer gesitueerd is, zich uitstekend leende voor bewoning.
Langs de Maas lagen uitgestrekte zandduinen, hoge zandruggen en stroomruggen, waar men een veilig woonverblijf had.
Veilig voor het water van de Maas, die nogal eens buiten zijn oevers trad. Have en goed waren in feite permanent beschermd.
De oudste bewoningssporen vinden wij dan ook terug op deze zand-en stroomruggen.
Deze sporen gaan terug tot ongeveer 6000 voor Chr.

Wij noemen deze tijd Middensteentijd of Mesolithicum.

Na de laatste ijstijd werd het klimaat beter en verschenen er weer allerlei dieren en planten.
Het werd een gunstig terrein voor de jacht en voor het verzamelen van planten en vruchten.
Bewijzen van Mesolithische bewoning leveren de talrijke vuurstenen werktuigjes die men in een nederzetting uit die tijd aantreft. Deze voorwerpjes zijn vaak heel klein en worden daarom wel microlieten genoemd.
Ook bewoningssporen uit de Nieuwe Steentijd of Neolithicum (4900-2000 voor Chr.) treffen wij in Boxmeer aan.
De mensen vestigden zich op vaste plaatsen in houten boerderijen en bedreven landbouw en veeteelt.  Het aardewerk kwam in gebruik. Men bereidde en bewaarde het voedsel in potten en kommen en schalen.
Voor het kappen van bos, om plaats te maken voor akkers, waren geslepen bijlen nodig.
Er werden huizen, stallen en schuren gebouwd.
In de Gemeente Boxmeer zijn tot nu toe acht geslepen bijlen gevonden.
De ruw bekapte bijlen werden aangevoerd uit vuursteenmijnen in Zuid Limburg. St. Geertruid was een belangrijk winningsgebied. De bijlen werden hier ter plaatse geslepen op daarvoor geschikte stenen met behulp van water en zand. Kenmerkend voor deze tijd zijn ook de talrijke bewerkte vuurstenen pijlpunten.
 

Op meerdere plaatsen in Boxmeer zijn sporen uit de Bronstijd (2000-800 voor Chr.) aan het licht gekomen. Een van die plaatsen betrof een haard- of stookplaats met aardewerkscherven uit de Hilversumcultuur(1500 voor Chr.) Een scherf was versierd met touwindrukken, hetgeen kenmerkend is voor deze cultuur.
Een andere vindplaats betrof een aantal donkergrijze plekken(brandkuilen) waar sterk vergruisd aardewerk, versierd met vingertop- en nagelindrukken, uit te voorschijn kwam. Verder werden er aardewerkscherven gevonden met stafbanden erop. Deze stafbanden werden gebruikt om de pot te verstevigen. Ook werd er een fragment van een bronzen armbandje gevonden. Aan de oevers van de Maas en in het Boxmeerse Broek zijn bronzen bijlen en een bronzen speerpunt gevonden.
Uit de laatste opgravingen in de Maasbroeksche Blokken blijkt dat het gebied in de Bronstijd meer bewoond was dan me tot nu toe aannam. Er zijn enkele plattegronden van huizen uit de Bronstijd te voorschijn gekomen. Verder vond men uit deze periode een bronzen beitel en graankuilen, vuursteen en aardewerk.
 

De IJzertijd (800 voor Chr. tot 12 na Chr.) is in onze Gemeente Boxmeer goed vertegenwoordigd. Op tal van plaatsen zijn sporen uit deze tijd gevonden. Vooral in de wijk Hollesteeg II, waar plattegronden van boerderijen en spiekers zijn aangetroffen met de daarbij behorende stookplaatsen, waterputten, aardewerk scherven, spinklosjes, stukken van maalstenen, slijpstenen en weeftouw gewichten.
Interessant is de vondst van enkele graven met urnen en crematie tijdens de aanleg van de Rijksweg in de Maasbroeksche Blokken. Door de vondst van dit urnenveld uit 500 voor Chr. is in september 1997 een grootscheeps archeologisch onderzoek op gang gekomen. Uit deze periode zijn huisplattegronden aangetroffen alsmede aardewerk scherven en een waterput.
In Sambeek werd een plek gevonden met aardewerk, versierd met vingertopindrukken op de randen.
In Beugen werden enkele fragmenten van glazen armbanden uit de Late-IJzertijd( de La-Tene Cultuur) gevonden.
In Boxmeer nog een klein napje, een prachtig versierde spinklos en een prachtige glazen armband.

Het rijkst vertegenwoordigd in de Gemeente Boxmeer is de Romeinse Tijd die duurde van 12 na Chr. tot 450 na Chr.
Dit is niet helemaal vreemd omdat door ons gebied de Romeinse weg van Tongeren(België) via Blerick en Cuijk naar Nijmegen liep.
Het talrijkst zijn de grafvelden verspreid langs deze weg en waarvan er in de Gemeente Boxmeer alleen al 5 bekend zijn.
Sporen van nederzettingen zijn op tal van plaatsen aangetroffen met de daarbij behorende waterputten. Bij de aanleg van de Rijksweg door de Maasbroeksche blokken zijn talrijke waterputten waargenomen.
In een grafveld treft men vaker onbeschadigd aardewerk aan in de vorm van kruiken, schalen, potten en kommen, terwijl in nederzettingen het aardewerk vaak gebroken is.
Vaak treft men in een nederzetting afvalkuilen aan met scherven van allerlei soorten Romeins aardewerk. Tot dit aardewerk behoort ook het zogenaamde rode Terra Sigillata, wat gestempeld aardewerk betekent. Door de aanwezigheid van een stempel in de bodem van een schaal of kom, kan men het aardewerk feilloos dateren, omdat het stempel de maker of de pottenbakkerij aanduidt, waar het betreffende stuk gefabriceerd is.
Buiten het aardewerk om zijn er veel slijpstenen, fibula’s (mantelspelden, de Romeinen kenden geen knopen), maalsteenfragmenten, glasfragmenten, tufstenen, dakpanfragmenten en munten gevonden, welke typisch zijn voor een Romeinse Nederzetting ( soms villa’s, maar ook inheemse boerderijen).
Natuurlijk gebruikte de inheemse bevolking ook Romeins aardewerk, dat door ruilhandel werd verkregen of met munten betaald, want de Romeinen brachten het muntstelsel mee naar onze gebieden.
Veel van het gevonden aardewerk werd vervaardigd in Noord-Frankrijk en België en van daaruit verhandeld.
Een militaire nederzetting is alleen in Cuijk gevonden. Ceuclum
Daar was een Castellum aangelegd om de indrukwekkende stenen en houten brug over de Maas te beschermen.
Enkele jaren geleden vond men zware houten palen en geweldige steenblokken op de bodem van de rivier.
Sporen van de Romeinse weg, een grintpakket op ongeveer 40 cm diepte, zijn in Boxmeer vaker aangetroffen.  De breedte van deze weg bedroeg ongeveer 6 meter. Hij liep tonrond met in het midden een grintpakket van ongeveer 40 cm.
Het meeste aardewerk uit de Romeinse Tijd dateert uit de 2e eeuw na Chr. Over de duistere eeuwen van 450 tot 700 na Chr., is tot nu toe maar weinig bekend.

In Sambeek vinden wij voor het eerst weer resten van gebruiksvoorwerpen uit de Merovingische Tijd. Het zijn enkele potjes en een aantal aardewerk scherven met een meander- en
radstempel versiering, welke waarschijnlijk uit een grafveld tevoorschijn zijn gekomen. De vondsten kwamen uit een diepte van 2 meter, wellicht een reden waarom er zo weinig uit deze cultuur gevonden wordt.

In oktober 2000 is er in Boxmeer op ‘t Zand een Merovingisch grafveld gevonden tijdens werkzaamheden aan de riolering.
In Boxmeer (centrum) dateren de aardewerkscherven uit 1000 na Chr., de
Middeleeuwen. Interessant is het gegeven dat het oude zaalkerkje, dat tijdens de opgravingen na de 2e Wereldoorlog op de plaats van de St. Petrus kerk gevonden is ook uit die tijd stamt. Bij die kerk ontstond een eerste bewoning met het Wilhelminaplein als marktplein. Ook op de plaats van het verdwenen hotel Het Rad zijn aardewerkscherven uit die tijd aan het licht gekomen. Vanuit de centrale plaats, waar de kerk stond, is de bewoning van Boxmeer verder uitgegroeid tot de huidige omvang. Bij de aanleg van een huizencomplex tegenover de St. Petrusbasiliek zijn diverse waterputten en sporen gevonden uit de Merovingische periode(700 na Chr.) Een prachtige haarnaald vormde het topstuk van de opgraving.
 

Van de Late Middeleeuwen via de Nieuwe Tijd tot aan de Moderne Tijd vindt men regelmatig verspreid aanwijzingen van voortschrijdende bewoning. Hiermee is het overzicht van de geschiedenis van het gebied waarin de Gemeente Boxmeer gesitueerd is wat duidelijker geworden en in de loop van de tijd zullen steeds nieuwe vondsten hun licht laten schijnen op een interessant stukje verleden. De grootschalige archeologische onderzoekingen de Maasbroeksche Blokken en Sterckwijck hebben een belangrijk stuk toevoegd aan de geschiedenis van ons gebied langs de Maas en daardoor de historie verder completeerd. De archeologische opgravingen op Sterckwijck te Beugen brachten zelfs 72 erven aan het licht van de Steentijd tot de Middeleeuwen met talrijke voorwerpen van metaal, waaronder munten en fibulae  en maar liefs 550 graven over een periode van 4000 jaar met bijgiften.

 
Boxmeer……………geen witte vlek meer op de Archeologische Kaart.

Meer informatie over de archeologie in de gemeente Boxmeer vindt u in het boek DOOR DE EEUWEN HEEN. In dit boek is een publicatie( 60 blz.) opgenomen, geschreven door Ron Fierst en Dick Reijnen, met een overzicht en een beschrijving van 40 jaar archeologische waarnemingen in de gemeente Boxmeer, door Dick Reijnen, met een groot aantal foto’s en afbeeldingen.  In dit boek is ook een publicatie( 50 blz.) opgenomen met een overzicht en een beschrijving van de muntgeschiedenis van Brabant en Huis Bergh door Ron Fierst. Het boek is verkrijgbaar bij boekhandel van Dinter te  Boxmeer.