Leven in de Brouwerij, Boxmeerse kroegen, hotels en brouwerijen.
Leven in de Brouwerij, Boxmeerse kroegen, hotels en brouwerijen.

Leven in de Brouwerij, Boxmeerse kroegen, hotels en brouwerijen.

Bier speelde vroeger een heel andere rol in het dagelijkse leven dan tegenwoordig. Tot in de 18de eeuw dronken jonge en oude, rijke en arme mensen veel bier. Uiteraard behoorden wijn en water tot de alternatieven, maar wijn was voor velen te duur en het drinken van water was niet van gevaren ontbloot. De chemische en steriliserende processen die zich tijdens het brouwen van bier voltrekken en waardoor de aanwezige ziektekiemen uit het water verdwijnen, waren niet bekend. Wel was algemeen bekend dat het drinken van bier de gezondheid kon bewaren. 's Morgens bij het ontbijt, tijdens het werk, en bij het middag- of avondmaal was de tafel niet compleet zonder een glas of kruik bier. Toch was men niet de hele dag dronken. Er werd namelijk veel lichter bier gedronken dan het bier dat wij nu kennen. Het was 'dun' bier waar weinig alcohol in zat. In de 17de eeuw bestond er al een breed scala aan slappe en sterke -'dunne' en 'zware'-, lichte en donkere biersoorten, varierend van (toen) 2,5 tot 12 gulden per fust (155,4 liter). In het algemeen dronk men bij de maaltijd de goedkope biersoorten, met weinig smaak en een laag alcoholgehalte. Bij feestelijke gelegenheden, zoals Kerstmis en bruiloften, werd mogelijk een beter bier gedronken.  Pas in de tweede helft van de 17de eeuw dienden zich alternatieven aan als koffie en thee. In de 18de eeuw nam de consumptie van koffie, thee en gedestilleerde dranken sterk toe.

Boxmeer en omliggende gemeenten bezaten in hun rijke verleden heel wat brouwerijen.

Naast de bekende waren er ontzettend veel kleine brouwerijen zonder naam.

Wilh. Jansen, bierbrouwerij Cambrinus

1920

J. van der Westerlaken, Cambrinus brouwerij

1935

A.A. van der Westerlaken, Cambrinus brouwerij

1954

P.C. Zwarts, bierbrouwerij De Vijf Ringen

1900

G. Vencken, bierbrouwerij De Vijf Ringen

1920

A. Barten & Zoon, bierbrouwerij De Lelie (Beugen)

1900

Joc. Barten, bierbrouwerij De Lelie (Beugen)

1925

H. van der Bosch (Sambeek)

1912

 

                                  

Cambrinus

In juni 1883 wordt de spoorlijn Nijmegen - Venlo in gebruik genomen. De verbinding maakt deel uit van de derde staatsaanleg en vormt een belangrijke schakel voor het kolenvervoer vanuit Limburg naar grote delen van Nederland. De eerste decennia rijdt ook een aantal doorgaande reizigerstreinen tussen Amsterdam en Maastricht via de verbinding. Het baanvak wordt vanaf de opening geëxploiteerd door de Staatsspoorwegen.

Het station gebouwd in 1882 aan de nieuwe spoorlijn Venlo-Nijmegen is dé ideale plek voor bedrijvigheid. De trein is namelijk het vervoermiddel van de toekomst, althans die tijd. Dus in 1886 opent hier in de nabijheid dan ook Brouwerij Cambrinus na een doorstart. Vernoemd naar de verbastering van Jan Primus, de Hertog van Brabant uit de 13e eeuw en grondlegger van de brouwnijverheid. De eerste brouwer was Wilhelm Janssen. Hij legde zich eerst voornamelijk toe op bovengistende bieren. Toen de koelsystemen hun intrede deden kon ook het ondergistend pils gebrouwen worden. Hij durfde te investeren in speciaal bier zoals Münchener maar breekt ook een lans voor het nieuwe pils.

De afzet steeg gestaag en Cambrinus maakte goede tijden door. In 1926 doet dhr. Janssen zijn zaak van de hand aan Arthur Adrianus van der Westerlaken uit Chaam voor 16.000 gulden. Hij kwam uit het brouwersgeslacht van Brouwerij, de Avondster.

Naast het brouwen van bier richt hij zich ook het vervaardigen van frisdranken. Cambrinus heeft zoals toen gebruikelijk een 10 tot 15 tal cafés die de afzet garandeerden. Maar er werd niet alleen in Boxmeer Cambrinus bier getapt, ook elders in de dorpen in de omgeving van het Land van Cuijk en de kop van Noord Limburg. De vaten en flessen bier gaan dan met het pontje bij Beckers de Maas over naar Heijen.

Zoals bij velen ging het in de oorlog bergafwaarts met de brouwerij. Hierin kon het nieuwe merk Kröner geen redding brengen. Toen de familie na de verplichte evacuatie van een half jaar, tot het voorjaar 1945, moest toestaan dat voor een kwartje per vierkante meter veel grond werd onteigend, kwamen ze er niet meer boven op. Wel werd toch nog geïnvesteerd in een nieuwe installatie om de concurrentie toch het hoofd te kunnen bieden, maar zonder succes. Zo moest ook deze brouwerij in 1952 haar ketels ontmantelen. Wel bleef de familie Westerlaken een drankengroothandel leiden onder agentschap van Heineken en later ook nog Amstel. Ook hieraan kwam midden jaren 90 van de vorige eeuw een eind.